• Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
  • Header
klogozwart

Vogelbeschermingswacht Zaanstreek
Werkgroep Roofvogels en Uilen

Valken

Latijns: Falconidae

 

BOOMVALK  Falco subbuteo, Hobby, Baumfalke, Faucon hobereau Kenmerken; Kleine valk met lange slanke vleugels en middellange staart en markante baardstreep. Leigrijze bovenzijde en overlangs gestreepte licht onderzijde. Opvallende rossige broek. Witte halsvlek. Pijlsnelle, hoge zwaluwachtige vlucht.

Vrouw 230 gram, SW 80 cm.  Man 200 gram, SW 75 cm. Gem. leeftijd. 2.5 jaar. Max. 11 jaar.

Geluid; snel herhaald ki-ki-ki. Boomvalken zijn zeer luidruchtig tijdens de balts en wanneer de jongen uitvliegen.

Voedsel; vangt met spectaculaire duikvluchten (150-220 km/uur) kleine vogels van het open veld, ook zwaluwen, vleermuizen en grote vliegende insecten als libellen en meikevers, die vaak in de lucht uit het klauwtje worden verorberd. Plukken prooien op een hoge plek, zodat veertjes ver van elkaar neer komen. Jaagt soms gemeenschappelijk met meer dan 5 vogels in de vroege ochtendschemer boven rietvelden en vennen op libellen. Jonge valken jagen voornamelijk op libellen. Met hun grote lichtsterke ogen jagen ze soms ook in maanverlichte nachten. In de schemer slaan ze Boerenzwaluwen op gemeenschappelijke slaapplaatsen in het riet.

Voorkomen; Broedvogel van open gebieden in heel Europa met uitzondering van Engeland en Noorwegen met ca. 125.000 paar. Tegenwoordig veel rond steden met hoge bomen of boomgroepen met oude kraaiennesten.  In de buurt van steden is minder kans op predatie door Havik en is meer voedsel aanwezig zoals gierzwaluwen en spreeuwen. In Nederland is het aantal broedparen afgenomen tot 450-700 paar. Afname waarschijnlijk door minder voedselaanbod en toegenomen predatie van jongen door Havik, Buizerd en Boommarter. Echte trekvogel, die in ca. 6 weken naar Afrika vliegt ten zuiden van de evenaar. Dat is tweemaal 10.000 km en nog eens 10.000 km rondzwerven. Ze zoeken daar voedselbronnen als sprinkhaanplagen, termietenvluchten en zwaluwslaapplaatsen. Volwassen vogels trekken het eerst weg. Arriveren eind april en vertrekken in september.

Bijzonderheden; Balts is een gemeenschappelijke cirkelvlucht met snelle duiken en uitvallen. Waarbij ze hun aanwezigheid luid kenbaar maken. Maar Boomvalken maken tegenwoordig minder geluid dan vroeger en als ze zich laten horen is dat veel zachter. Waarschijnlijk om minder de aandacht van predatoren te trekken. Broedt in oude kraaiennesten, liefst hoog in bomen en hoogspanningsmasten. Broedt pas in juni, zodat opgroei jongen samenvalt met het uitvliegen van jonge spreeuwen en zwaluwen. 10-50% van jonge Boomvalken en Sperwers valt ten prooi aan Havik en Buizerd. Ook worden nesten vaak geplunderd door kraaien. Natte zomers leveren eveneens slechte broedresultaten. Bedreigde soort (Rode Lijst) waarmee het duidelijk niet goed gaat.

ROODPOOTVALK, Falco vespertinus, Red-footed Falcon, Rotfussvalke, Faucon kobez

Kenmerken: Kleine valk met silhouet van Boomvalk. Man boven en onder leigrijs met rode broek, anaalstreek, poten en oogring. Vrouw veel lichter met roestbruine borst en kruin en zwart oogmasker. Jonge Roodpootvalk lijkt erg op jonge Boomvalk. De kop is echter lichter een de meeste hebben een lichte halsring. L 28-29 cm SW 74 cm.

Voedsel: jaagt bij voorkeur op insecten als sprinkhanen, mieren, kevers, libellen, langpootmuggen, bijen en vliegen die vaak in de lucht worden gevangen. Bidt net als Torenvalk. Jongen worden hoofdzakelijk gevoerd met hagedissen, jonge zangvogels en muizen. Standjacht vanaf palen, draden en boomtoppen met korte jachtvluchten. Lage zoekvlucht afwisselend glijdend en biddend. Jaagt ook lopend. Jaagt gewoonlijk in de morgen en tegen de avond. Pakken ook muizen van de grotere Torenvalk af.

Voorkomen: Broedvogel van hoogveengebieden, rivierdalen en estuaria in Rusland, Oekraïne, Moldavië en Roemenië (Donaudelta). Ca. 25.000 broedparen. Overwintert in Zuidelijk Afrika.

In Nederland regelmatige invasie- en dwaalgast, vooral bij aanhoudende oostenwind en mooi droog weer. In voorjaar 1992 ca. 1200 vogels.

SLECHTVALK   Falco peregrinus, Peregrine, Wanderfalke, Faucon pelerin

Kenmerken; De grote broer van de Boomvalk met een fors lichaam, lange spitse vleugels, relatief korte staart en markante baardstreep. Leigrijze bovenzijde en dwarsgestreepte lichte onderzijde. Juveniel bruin en in de lengte gestreepte borst.  Vrouw 1100 gram, SW 115 cm. Man 750 gram, SW 90 cm.

Geluid; snel kekkerend kek-kek-kek

Voedsel; vrijwel uitsluitend vogels van spreeuw tot gans, welke in de vlucht worden gevangen. Jachttechniek; valk start vanaf uitkijkpost, gaat boven prooi vliegen en stort zich er dan bovenop, bij missen (vaak) achtervolgingsvlucht. Prooi zal altijd proberen te ontsnappen door snel te wenden, wat de valk niet kan. Zit in vlakke gebieden vaak op de grond of op hek of paaltje en jaagt dan ook vlak boven de grond. Jaagt bij veel kunstlicht ook s ‘nachts. In prooiresten werden vleermuizen en s ‘nachts trekkende vogels als Waterrallen aangetroffen. Langs de kust en bij grote steden is er volop voedsel in de vorm van spreeuwen, stadsduiven en meeuwen.  

Voorkomen; Meest wereldwijd verspreide valk. Komt voor op driekwart van de mondiale landmassa met meer dan 1 miljoen vogels en tientallen ondersoorten. In Europa broedvogel van gebieden met veel prooi en nestgelegenheid met ca. 10.000 paar. Oorspronkelijk broedvogel van hoge kliffen maar sinds een tiental jaren ook van steden met hoge gebouwen. In Nederland inmiddels met 130-170 broedparen, die broeden in nestkasten hoog op centrales of fabrieken in de buurt van groot water. Mannetjes blijven in de winter meestal in de buurt van het nest. Vrouwtjes en jongen trekken zuidwaarts. In Noordoost Europa trekvogel waarvan 500-800 valken in Nederland overwinteren van sept. t/m maart, die komen en gaan met de Smienten, de belangrijkste winterprooi. Met name in de veenweidegebieden, de Delta en de Wadden.

De overige noordelijke valken trekken door naar Afrika.

Bijzonderheden; Balts is net als bij de Boomvalk hoge cirkelvlucht met plotselinge uitvallen naar het vrouwtje. Uitbreiding in Nederland is vrijwel geheel te danken aan het plaatsen van nestkasten op grote hoogte. Om deze nestkasten wordt nog vaak, vooral door de grote vrouwtjes, strijd op leven en dood geleverd. Volwassen mannen zijn trouw aan een eenmaal gevestigd territorium. Vrouwen willen nog wel eens binnen een straal van 50 km verkassen. Soms wordt bij voldoende prooi in bomen (Veluwe) en op de grond gebroed, zoals de laatste jaren met succes op Schiermonnikoog. Snelste dier ter wereld met 300 km per uur tijdens stootduik. Horizontaal snelst vliegende vogel is de Stekelstaartzwaluw met 180 km/uur. Bij missen van prooi tijdens duikvlucht kan valk te pletter slaan. De soort is gevoelig voor verstoring. Slechts betekent gewoon. De Slechtvalk is dus gewoon een valk.

SMELLEKEN, Falco columbarius, Merlin, Merlin, Faucon émerillon

Kenmerken: Kleinste valk en roofvogel met opvallend gedrongen silhouet. Man met donkere blauwgrijze kop, rug en staart. Vrouw donkerbruin met gebandeerde staart. Beide donker gestreepte onderzijde. De zeer snelle dynamische vlucht, vaak laag door het landschap is zijn meest kenmerkende eigenschap. L 25-30 cm 60-65 cm.

Voedsel: 90% kleine vogels. In veel streken driekwart Graspiepers. Maar ook Veldleeuwerik, vinkachtigen, Strandlopers, Tureluurs en zelfs Kieviten. 10% kleine zoogdieren, libellen, kevers en vlinders. Zit graag opeen hoge uitkijkpost. Jaagt boven open land laag over de grond met verrassingsaanvallen en langdurige achtervolgingen. Slaat een kwart van de prooien in de lucht, de rest op de grond. Man en vrouw jagen ook wel gezamenlijk.

Voorkomen: Broedvogel van gebieden met veel zangvogels in open landschappen in IJsland, Scandinavië en Noord Rusland met ca. 40.000 broedparen. De meeste overwinteren in West-Europa tot aan de Middellandse zee. In Nederland trekken 1000-2000 vogels door en overwinteren nog slechts 200-300 vogels. 

TORENVALK,  Falco tinnunculus, Common Kestrel, Turmfalke, Faucon crécerelle

Kenmerken; Kleine meest algemene valk. Man blauwgrijze kop, donker gevlekte roestbruine bovenzijde met contrasterende zwarte hand en grijze staart met zwarte eindband. Vrouw overwegend roestbruin, dwars gebandeerde rug en staart. Beide lichte donker gevlekte onderzijde en zwarte snor. Vaak biddend. Talrijke ondersoorten in heel Europa. Vrouw 220 gram, SW 80 cm. Man 200 gram, SW 75 cm. Gemiddelde leeftijd 2 jaar, max. 8 jaar.

Geluid; schel, snel herhaald kie-kiek-kie.  Zwijgzaam buiten broedseizoen.

Voedsel; Prooi; 90 % muizen, 10% kleine meest net uitgevlogen vogels, hagedissen en insecten. Bidden is de belangrijkste jachtmethode. Bidden is zo snel tegen de wind invliegen, dat de valk stilstaat. Bij totale windstilte bidt een Torenvalk niet. Bij weinig wind kost het te veel energie. Ook standjacht. Torenvalken stemmen hun jachtpatroon af op de bovengrondse activiteiten van veldmuizen van drie pieken van elk een uur met intervallen van 2-4 uur. Het opsporen van muizen door reflectie van Uv-licht van muizenurine is een mythe gebleken.

Voorkomen; Stand- en zwerfvogel van open cultuurlandschappen geschikt voor muizen in heel Europa, Noord-Afrika en de Canarische eilanden met ca. 400.000 paar. In Nederland nu 3.000- 4.000 paar met de hoogste dichtheden in de veenweidegebieden. Daar vind je nog belopen muizenholletjes van meer dan 10 per m2, goed voor 2.000 veldmuizen per ha. Aantallen valken nemen af door minder muizen, tekort aan broedgelegenheid en predatie van jonge vogels door Havik en Buizerd. In 2013/4 ca. 25% afname door strenge winters. In 2015 herstelde de populatie zich enigszins en zijn er veel jonge valken uitgevlogen. In Nederland overwegend standvogel. Jongen zwerven tot ca. 150 km van geboorteplaats. Vogels uit Noordoost Europa overwinteren hier of trekken door tot midden Afrika. De winteraantallen bedragen 10.000-20.000 valken.

Bijzonderheden; Paren houden het hele jaar door contact en vormen waarschijnlijk paren voor het leven. Broedt in oude kraaiennesten, in steenholten, gebouwen en tegenwoordig bijna overal in nestkasten (ca. 2.000) op palen. Broedsucces afhankelijk van muizenbestand en aanwezigheid van nestkasten. De muizenstand fluctueert in onze streken gedurende vier jaar van een uitgesproken slecht jaar, tot een bijzonder rijk jaar. Dat dwingt valken tot zwerftochten in slechte jaren. Muizen zijn talrijk in bermen en op dijken, die droger zijn en minder vaak gemaaid worden. Bidden tegen de wind in (zonder wind geen bidden) kost veel energie, die door de valken zo efficiënt mogelijk wordt besteed. Want zo’n grote inspanning moet natuurlijk wel tot resultaat (een vette woelmuis) leiden.