SNEEUWUIL Nyctea scandiaca , Snowy Owl, Schnee-Eule, Harfang des neiges
Kenmerken; Grote witte uil. Volwassen man sneeuwwit, vaak zonder donkere plekken of strepen. Vrouw en jongen wit met veel donkere vlekken en dwarsstrepen. Ronde kop met goudgele ogen. Lakzwarte snavel grotendeels bedekt door witte veren(tastborstels). Poten en tenen eveneens dicht bevederd tot aan de sterke zwarte klauwen (sneeuwschoenen). Man 58 cm, spanwijdte 145 cm en gewicht 1700 gram. Vrouw 63 cm, spanwijdte 157 cm en gewicht 2100 gram. Leeftijd gem. 9 jaar, In gevangenschap max. 28 jaar.
Voedsel: Voor meer dan 90% lemmingen en muizen, die ook door een dikke sneeuwlaag heen gevangen worden. Daarnaast op zwerftochten eenden, zeevogels en zelfs krabben en vissen. Vangt ook vogels in de vlucht als een Slechtvalk. Bij weinig voedsel berooft hij stelselmatig poolvossen en kiekendieven van hun prooi. Eet ook aas. Braakballen zijn van ongeveer dezelfde grootte als van een Oehoe, ca. 7 cm.
Voorkomen; Broedvogel van arctische toendra in noordelijkste delen van Europa, Amerika en Azië.
IJsland ca. 5, Scandinavië ca. 250, Rusland ca. 1000 broedparen. De Sneeuwuil is een zwerf- en trekvogel, die bij het invallen van de poolnacht vertrekt uit zijn broedgebied en opvallende omzwervingen maakt. De Europese vogels gaan doorgaans naar het Oostzee gebied en midden Rusland. De grootste afstand van een jonge geringde Sneeuwuil is vastgesteld op 1380 km.
Sneeuwuilen, die in Nederland in het winterhalfjaar worden waargenomen zijn vaak afkomstig van schepen uit Noord Amerika, waar deze vogels tijdens slecht weer op terecht zijn gekomen. Meestal zijn het jonge gestreepte vogels.