BRUINE KIEKENDIEF, Circus aeruginosus, Marsh Harrier, Rohrweihe, Busard des roseaux
Kenmerken; De grootste kiekendief. Slanke vogel met lange vleugels. Vrouwtjes en juveniele donkerbruin met lichtgele kop. Juveniele 1e jaar ook lichte keelvlek en schouders en 2e jaar sterk verbleekt verenkleed. 2e of 3e Jaar volwassen. Mannetje driekleurige bovenzijde, zwart, bruin en grijs. Lage zoekvlucht, schommelend met vleugels in open V na telkens 5-10 vleugelslagen boven riet en open land. Vrouw 670 gram. SW (vleugelspanwijdte) 140. Man 500 gram. SW 115 cm. Gem. lft. 5 jaar, max. 17 jaar
Geluid; Meestal zwijgzaam. In baltstijd kievitachtig geluid. Bij alarm hoog kekkerend geluid. Bij het afgeven van prooi aan het vrouwtje een hoog fluitend psii.
Voedsel; Hoofdzakelijk kleine zoogdieren zoals muizen en mollen en vogels (25%), vooral pullen. Maar ook aas, eieren, kikkers en vissen. Vrouwtje jaagt meestal binnen enkele honderden meters van het nest, het mannetje gaat tot enkele kilometers ver. Jaagt ook boven open water en put watervogel uit, door die steeds onder water te laten duiken.
Voorkomen; Broedvogel van rietvelden, rietkragen, moerassen, hoogvenen en akkers in Zuid-, West-, Midden- en Oost-Europa met ca. 65.000 broedparen. In westelijk Nederland in 1970 ca. 75 paar en nu 900- 1200 paar. Aantal broedparen neemt af door verdroging en verbossing moerasgebieden, waardoor nestplaatsen beter toegankelijk zijn voor predatoren o.a. kraaien, vossen en door voedselconcurrentie van de meer succesvolle Buizerd. Maar ook door toenemende waterrecreatie (o.a. kitesurfers) en verstoring door ganzen(ei)bestrijders. Zijn zeer storingsgevoelig vooral in begin van de nestperiode. Steeds meer wordt in landbouwgewassen voor een tweede keer gebroed wanneer een poging in het riet is mislukt.
De meeste noordelijke vogels zwerven en trekken zuidwaarts naar Spanje, Portugal en gebieden ten zuiden Sahara. Groot aantal doortrekkers uit Noordoost Europa. In wintergebieden grote gemeenschappelijke slaapplaatsen met wel 1000 vogels. Maar ook tijdens de doortrek in Nederland zijn in aug-sept op akkerbouwpercelen met gewassen slaapplaatsen met ca. 100 vogels geteld. Tijdens de trek wordt ook wel in bomen overnacht. Verspreid over het land 100-200 overwinteraars, de meeste in Zeeland en waarvan de meeste onvolwassen.
Bijzonderheden; Mannetje vertoont in voorjaar imponerende balts; steil omhoogvliegen, dalende zigzag vlucht, razendsnel kantelen (blinken) schril roepend, spectaculaire prooioverdracht in de lucht aan vrouwtje en schijnaanvallen. Soms zoals bij meer roofvogels het hoog in de lucht in elkaar haken van de klauwen, om elkaar draaiend vallen en vlak boven de grond loslaten. Laagvliegend mannetje met hangende poten is indicatie voor aanwezigheid van vrouwtje. Bodembroeder van riet en open veld. Vrouwtje bouwt groot slordig nest van gras en riet in het dichtste deel van een rietveld en het mannetje bouwt in de buurt enkele rust- en roestnesten. Jaagt voor vrouw en jongen. Geeft prooien in de lucht aan het vrouwtje over maar laat prooi ook wel plompverloren in het nest vallen. Vrouwtje gaat, wanneer de jongen enkele weken zijn, ook weer jagen. Polygamie komt regelmatig voor in goede voedselgebieden; mannetje heeft in territorium meerdere vrouwtjes, waarvan de nesten bij elkaar in de buurt liggen. Recent is vastgesteld dat er mannetjes voorkomen met een vrouwelijk verenkleed. Daardoor kan hij jagen in het territorium van andere mannetjes zonder verjaagd te worden. Jonge kieken verlaten, om predatie te voorkomen, al voor dat ze kunnen vliegen, het nest. Ca. 30 % van de hier zomers verblijvende kiekendieven zijn onvolwassen. Een kwart van de legsels gaat verloren.
Jonge Kiekendief. foto © Jos Spijkerman
foto © www.inenomootmarsum.nl
foto © Rein Hofman